BRUGEL: Het voornaamste stelsel voor de ondersteuning van de productie van groene elektriciteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het stelsel van groenestroomcertificaten (GSC) een dit systeem blijft behouden. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is momenteel overigens het enige gewest dat nog groenestroomcertificaten toekent voor kleine fotovoltaïsche installaties.
De eigenaars van installaties blijven dus genieten van groenestroomcertificaten voor de elektriciteitsproductie gedurende de volledige periode waarin ze er recht op hebben. Ter herinnering, de steun onder de vorm van groenestroomcertificaten voor fotovoltaïsche installaties werd door BRUGEL gekalibreerd en berekend om een terugverdientijd van de investering van 7 jaar te garanderen en houdt al rekening met het einde van de compensatie sinds begin 2016.

BRUGEL: In de pers is herhaaldelijk gezegd dat het einde van de compensatie een verlies van 400 euro per jaar zou betekenen voor de producent. BRUGEL is het niet eens met dat bedrag. Er werden diverse hypothesen berekend en er is enkel een verlies van 400 euro in de zeer zeldzame gevallen waarin de installatie de minst gunstige configuratie heeft.

Voor een gemiddelde Brusselse installatie van 3 KWp met een gemiddelde productie van 754kWh/kWp/jaar en een gemiddeld zelfverbruik van 50%, bedraagt het verlies wanneer de compensatie volledig wordt stopgezet € 162/jaar op de eindfactuur voor energie .voir notre étude 24Zie onze studie 24).

Een fotovoltaïsche installatie blijft altijd rendabel want het steunsysteem van de groenestroomcertificaten is zodanig berekend dat de investering in 7 jaar is terugverdiend dankzij de groenestroomcertificaten die in de loop van de 10 eerste productiejaren worden toegekend. Bovendien werd het aantal groenestroomcertificaten voor kleine installaties begin 2016 opgetrokken om rekening te houden met het einde van de compensatie.

BRUGEL : Na het einde van de totale compensatie (voorzien tegen 2020) kan de producent de geïnjecteerde elektriciteit verkopen aan een energieleverancier, aan de ‘marktprijs voor elektriciteit’, namelijk exclusief taksen en nettarieven (transmissie- en distributiekosten). Die prijs kan variëren naargelang van de evolutie van de markt, het aanbod, de vraag en de strategie van de actoren.

Als de installatie een vermogen heeft dat gelijk is aan of lager dan 10 kVa en de prosument geen btw-nummer heeft, zal hij niet onderworpen zijn aan de btw-verplichtingen bij de verkoop van zijn overtollige productie. In dit geval kan de leverancier aan wie hij zijn elektriciteit verkoopt een eenvoudig facturatiesysteem toepassen.

Als de installatie een vermogen heeft van meer dan 10 kVA of de prosument al een btw-nummer heeft, moet hij een factuur opmaken voor de verkoop van de geïnjecteerde elektriciteit. In dat geval zal hij aan alle geldende btw-verplichtingen onderworpen zijn.

BRUGEL : Alle productie-installaties voor groene elektriciteit in Brussel zijn sinds 2007 uitgerust met een meetuitrusting met dubbele stroom (bidirectionele meter), die de geïnjecteerde en de afgenomen elektriciteit apart meet. De implementatie van deze maatregel zal dus geen extra kosten met zich meebrengen voor de prosumenten.

BRUGEL : Een forfaitaire heffing op het vermogen van de panelen, algemeen ‘tarif prosumer’ of ‘prosumententarief’ genoemd, zal in Brussel niet worden ingevoerd want alle productie-installaties zijn uitgerust met een bidirectionele meter die net toelaat een einde te stellen aan de compensatie en zich op een reële en effectieve meting te baseren.

1. Een meting op basis van de werkelijke elektriciteitsstromen biedt de prosument de mogelijkheid zijn gedrag positief aan te passen en maakt het tegelijk mogelijk het net te vergoeden voor het werkelijke gebruik dat ervan wordt gemaakt.
   

2. Een jaarlijks forfaitair tarief daarentegen, gebaseerd op het geïnstalleerde piekvermogen, zou geen rekening houden met de reële productie en het verbruik van elektriciteit en zou het niet mogelijk maken een duurzaam en efficiënt gedrag en beheer te implementeren.

BRUGEL : Zonnepanelen installeren is inderdaad kiezen voor duurzaam milieuverantwoordelijk gedrag. Enerzijds draagt de producent bij aan het verminderen van de vraag naar elektriciteit en versterkt hij zijn zonne-autonomie en anderzijds voedt hij via de geïnjecteerde hoeveelheden elektriciteit het net met een eigen elektriciteitsproductie en versterkt hij de energie-autonomie van het Gewest.

Het doel van het einde van de compensatie is niet te straffen maar de verbruikers rechtvaardig te behandelen en de producenten aan te zetten tot een gedrag dat gunstig is voor het net. Het einde van de compensatie zet de producenten ertoe aan hun energie actief te beheren en hun zelfverbruik te maximaliseren, namelijk hun elektriciteitsafname – gefactureerd en belast - te verminderen en hun eigen elektriciteitsproductie (zelf) te verbruiken op het ogenblik dat ze wordt geproduceerd.

Hoe?
Door bijvoorbeeld het verbruik te verplaatsen naar overdag, op ogenblikken dat de zon schijnt. Via de plaatsing van een tijdschakelaar of de dagprogrammatie van verschillende apparaten (wasmachine, vaatwasser, droger), via de verplaatsing van de productie van sanitair warm water naar overdag (boiler, PV-heater), door het verbruik ‘s nachts en in de winter te beperken, via de aankoop van performante systemen (ledverlichting, energiezuinige koelkast) of door de geproduceerde elektriciteit op te slaan (batterijen)